Vandaag een dag waarin ik tijd heb om te lezen en te schrijven. Was het dat ik gisteren voor een dilemma stond, vandaag is daar niets meer van te bespeuren. De knoop is doorgehakt. Ik heb besloten niet voor het redacteurschap te gaan, hooguit wil ik de teksten nalezen en waar nodig redigeren en corrigeren. Verder wil ik ‘buiten schot’ blijven, geen andere activiteiten zoals vergaderingen en sociale verplichtingen. Maar op deze dag staat niets mij in de weg om te doen wat ik wil doen.
Vanochtend heb ik, nog liggend in bed en de koffie binnen handbereik, een aantal pagina’s uit ‘Nacht’ van Karl Ove Knausgard gelezen. Een mooi boek, het vierde deel van zijn 6-delige autobiografie ‘Mijn strijd’. Er zijn ook mensen die niets moeten hebben van zijn boeken. Die het een vorm van exhibitionisme vinden zoals hij gebeurtenissen uit zijn leven aan vreemden prijsgeeft en hen zo in zijn leven ‘laat kijken’.
Hij schrijft over zijn jeugd, zijn ouders, zijn broer, zijn grootouders, over zijn vrouw en kinderen, zijn vrienden. In twee jaar tijd 3600 pagina’s. Nietsontziend geschreven, zichzelf en de mensen om hem heen niet gespaard. Hij is bedolven onder loftuitingen, maar ook is er veel kritiek en ophef geweest. In een klap beroemd geworden door deze autobiografie. Hierna zal hij nooit meer een roman schrijven. ’Klaar met schrijven’, zo heeft hij in menig interview verteld. Knausgard, van Noorse afkomst, houdt zich nu bezig met een kleine uitgeverij die hij heeft opgestart, maar schrijft nog wel essays.